Aaltjes of nematoden (Nematoda of draadwormen) zijn tot ongeveer 1 mm lange wormpjes en je vindt ze bijna overal. Ongeveer iedere kubieke dentimeter grond bevat tussen de 5 en 100 aaltjes. Er zijn meer dan 15.000 soorten aaltjes beschreven en ongeveer 10 % van deze soorten gebruikt hogere planten als voedselbron (Docters van Leeuwen et al., 1982). Deze plantenparasietaire aaltjes (Tylenchida of spijkerdragers) hebben een mondstekel of stylet op de kop. Dit is een hol en spijkervormig monddeel met een opening aan de punt en drie duidelijke knoppen aan de basis, maar de stekel kan ook tand- of naaldvormig (zonder knoppen) zijn. De meeste van de plantparasietaire aaltjes hebben een slokdarm met kleppen met een werking als een zuigpomp, waardoor de aaltjes voedsel uit plantencellen kunnen zuigen. Hiermee kunnen ze ook stoffen in de plant pompen waar de plant op reageert door bijvoorbeeld wortelknobbels te vormen. Hoewel aaltjes in droge toestand lang kunnen overleven, is een vochig milieu vereist voor activiteit. Galvormende soorten zijn afkomstig uit geslachten als Anguina (galaaltjes), Ditylenchus (stengelaaltjes), Aphelenchoides (bladaaltjes), Meloidogyne (wortelknobbelaaltjes), Nacobbus (vals wortelknobbelaaltje) en Hemicycliophora (vrijlevende wortelaaltjes).
|