Twitter
English

Muggen


Galmuggen of Cecidomyiidae (Diptera of tweevleugeligen) zijn een van de grootste en meest populaire groepen galverwekkers (Docters van Leeuwen et al., 1982). Ze komen wereldwijd voor en omvatten alleen in Nederland al bijna honderd bekende geslachten galmuggen, maar de meeste hievan veroorzaken geen gallen. De larven zijn klein (gemiddeld 1 tot 5 mm lang) en lijken op een kleine made. Meestal zijn ze oranje, geel of wit, maar soms ook roze of tot donkerbruin. Bij de meeste soorten komt aan de buikzijde van het derde borstsegment in het laatste ontwikkelingsstadium een spatelvormig orgaantje voor, borststaafje of spathula sternalis genaamd. De muggen worden niet veel groter dan de larven en zijn sierlijk gevormd met lange slanke poten en een tere bouw. De kop draagt een paar voelsprieten in de vorm van haar- en luskransen. De vleugels zijn min of meer iriserend en zijn relatief eenvoudig dooraderd. Galmuggen planten zich meestal geslachtelijk voort (gametisch) en kunnen het jaar door soms meerdere cycli doorlopen. De larven zijn na drie stadia volwassen.

Er zijn verschillende typen galmuggen: muggen die onafhankelijk van andere insecten gallen verwekken en bewonen en muggen die voor het leggen van de eieren afhankelijk zijn van boorgaten van andere insecten of van een natuurlijke of kunstmatige beschadiging van de plant. Het eerste type is het meest algemeen en omvat geslachten als ContariniaDasineura en Rhabdophaga. De larve veroorzaakt de prikkel tot galvorming. De galvorming stopt dan ook wanneer de mug de gal verlaat.

De gallen van galmuggen bieden vaak voedsel, beschutting en voortplantingsmogelijkheden voor vele andere organismen dan de galmaker zelf. Darom kan het voorkomen dat er een heel ander insect te voorschijn komt dan oorspronkelijk verwacht.


 

 
Klik op de afbeeldingen voor een vergroting

In Scandinavië komt Cirsium helenioides voor, zoals ik ze heb waargenomen in Noorwegen, en natuurlijk komt er ook een galvormer op voor. Maar welke soort? Ik heb er navraag over gedaan bij Carl-Cedric Coulianos van het boek 'Galler' en hij wist in ieder geval te vertellen dat de gal veroorzaakt wordt door een galmug. De soort is gevonden in Zweden, Torne Lappmark, Nuolja (Zie B.Palm Aufzeichnungen uber Zoocecidien. I-III- Svensk Botanisk Tidskrift 17:30-61, 1923, met een illustratie op pagina 33). De soort wordt waarschijnlijk genoemd door Buhr als gal No 1853.

De gallen lijken op de gallen zoals je die vindt op Sonchus of Taraxacum en kan wel verwant zijn aan Cystiphora. Bij een eerste blik op het blad met gallendacht ik onmidelijk aan Sonchus (Melkdistel).
 


(foto's: P. Koster)


Anisostephus betulinus is een galmug die enigszins ondoorzichtig glazige blazen maakt in de bladschijf van berk. De gallen zijn rond en komen weinig boven het bladvlak uit. Rond de bleke gal is vaak een rood verkleurd randje te zien. De gallen zijn 2,5 tot circa 4 mm in doorsnede en de larve is eerst wit en later geel. Ik heb het idee dat de gal met name op B. pubescens voorkomt, maar misschien dat andere mensen de gal ook vaak op B. pendula hebben waargenomen. 


Arnoldiola quercus of Eiketopgalmug maakt gallen van de eindknoppen en ook zijknoppen op Quercus robur en ook op Q. petraea. Deze lijken een beetje op de gal van Andricus fecundator, maar het aantal schubben vergroot niet zo sterk en de gal is ook iets ‘losser’.  

Contarinia aequalis In Altenau, Duitsland vond ik op een Senecio ovatuseen gal die waarschijnlijk is veroorzaakt door Contarinia aequalis. Het was al heel leuk om Senecio ovatus te vinden. De gal was niet heel duidelijk en ik vond slechts een exemplaar.  

Contarinia craccae maakt in de bloemen van Vogelwikke (Vicia cracca) een nestje voor de mugenlarven. Hierdoor vervormen de bloemen tot strakke wit-paarse glanzende bollen. De larven zijn oranje-geel. De foto is gemaakt in juli 2006, in Svarava, Tjechië. Door Floris Grotenhuis zijn de gallen gezien in Vaals, in het Zevenwegenbos in juli 2009 (http://people.zeelandnet.nl/grada/gallen/). 


Contarinia jacobaeae hebben geelwitte larven die tussen de bloemen leven in de bloemenhoofdjes van Jacobskruiskruid, Jacobaea vulgaris, en aanverwanten, zoals klein kruiskruid, Senecio vulgaris. De bloemen blijven min of meer gelosten en zijn iets vlezig en geel tot roodachtig verkleurd.


Contarinia nasturtii kunt u op verschillende Brassica-soorten aantreffen. Ze heet daarom ook Koolgalmug. De soort is regelmatig te vinden in Nederland, en ik vond ook een exemplaar in de Pyreneeën. De mug kan ook gallen op de bladeren veroorzaken, maar bij deze foto vond ik ze in de bloeiwijze. De bloeiknop was gesloten en bolvormig. 

contarinia_nasturtii_2.jpg (41869 bytes)


(twee onderste foto's: K. Raangs)


Contarinia quinquenotata Op kwekerijen en andere groenplaatsen in Nederland wordt iets vaker dan gemiddeld aandachtig naar planten gekeken en daarom ontvang ik uit deze hoek regelmatig berichtjes van leuke vondsten. Brian Kabbes uit Suameer stuurt af en toe een foto en Arborealis uit Elsloo heeft ook regelmatig iets klaar liggen als wij langs komen. De foto hiernaast is een Hemerocallis van Kabbes met een Contarinia quinquenotata als gast. De bloemen ontwikkelen zich slecht en openen zich nauwelijks (Docters van Leeuwen, 1982) wanneer ze nog jong zijn. Oudere bloemen hebben gedraaide bloemdekslippen en slecht ontwikkelde geslachtsorganen. De larven zijn bruinachtig.  
(foto: B. Kabbes)

Contarinia tiliarum is een soort die niet algemeen voorkomt in Nederland opTilia ofwel Linde. De gallen zijn zwellingen op blad- en bloemstelen of op jonge twijgen die lichtgekleurd, hard en rond zijn. Ze verkleuren later naar groen en vaak ook roodachtig. De gallen zijn 2 tot 15 mm groot gaan soms over in de hoofdnerf van van blad of schutblad. De gal kan een tot vele galkamers bevatten en de larven zijn lichtgeel van kleur. 


Foto: R.J. Koops


Foto's: G.J. Branger


Cystiphora taraxaci zijn af en toe te vinden op Taraxacum officinale. Het zijn rondjes van een halve centimeter doorsnede die bijna niet uitpuilen. De rondjes kleuren iets donkerder en soms donkerpaars. Hier is het ook verstandig van een vers exemplaar een foto te maken, zodat het contrast duidelijk blijft tussen blad en gallen.  Cystophora taraxaci 3.jpg (22853 bytes)   

Dasineura aparines komt redelijk algemeen voor op Galium aparine. De vorm leek erg op de beschrijving in Docters van Leeuwen (1982), maar de ik zag geen witte verkleuring. Wellicht was het niet de juiste periode hiervoor. Ook waren de gallen niet bijzonder breed, meestal slechts een centimeter of vijf. Het zijn hele losse rozetten die enkel aan de stengeltoppen zitten. 

 


Dasineura crataegi op Crataegus monogyna, de Eenstijlige meidoorn. 

Dasineura hyperici op Hypericum perforatum ofwel Sint Janskruid zag ik op de Meinweg in midden-Limburg de samengevouwen blaadjes met daartussen de larven van Dasineura hyperici.

 hypericum.jpg (17162 bytes)

Dasineura irregularis De verkrulde Acer campestre bladeren zijn van de sporadisch aan te treffen Dasineura irregularis. Deze soort komt ook voor opAcer pseudoplatanus, de Gewone esdoorn. 

 



Dasineura marginemtorquens veroorzaakt bladrandrolling op Bittere wilg (Salix purpurea), Katwilg (Salix viminalis) en volgens mij ook op Kraakwilg (Salix fragilis). De galmuggen veroorzaken strakke rollingen die verdikt zijn en rood en geel verkleuren. De larven zijn lichtoranje gekleurd en zien er in augustus uit zoals op de foto rechts. 


op Salix viminalis


op Salix fragilis?


Dasineura ruebsaameni gallen zijn bijzonder moeilijk te onderscheiden opCarpinus betulus blad. Ik ben de gal nog maar een keer tegengekomen en dan in Twente. De gallen steken onder en boven het blad maar een heel klein beetje uit. In Docters van Leeuwen (1982) staat dat zij ongeveer vier mm in doorsnede zijn, maar in mijn geval leken dat er slechts twee.

  

Dasineura serotina op Hypericum perforatum ofwel Sint Janskruid is moeilijk van bovengenoemde gal te onderscheiden. De gal is vaak meer rood en de larven zijn meer wit. Verder lijken de gallen veel op elkaar. 


Dasineura sisymbrii maakt sponsachtige zwellingen in de bloeiende delen van de plant (?). De vergroeingen zijn wittig van kleur en rond augustus barsten er 'mondjes' open om de muggen door te laten. De planten kunnen vaak nog wel gedeeltelijk bloeien en zaadzetten. 

Dasineura trifolii Klöverbladgallmygga (Zweeds). Deze mug veroorzaakt een bladgal op Trifolium repens. De bladhelften worden om de hoofdnerf heen naar elkaar toegevouwen. Rond de hoofdnerf is het weefsel iets verdikt en onregelmatig. Het verdikte gedeelte is rood verkleurd of lichtgroen/ geel verbleekt. De galmuglarven zijn lichtoranje. Ik vond dit exemplaar hier in de berm in Sogndal, Noorwegen. 


(foto: P. Koster)

 


Didymomyia tiliacea maakt in twee delen in het blad van Linde (Tilia) een gal die aan het einde van de zomer uit elkaar valt. De gal steekt met name aan de bovenzijde uit en lijkt hier op een kegel. Aan de onderzijde van het blad is de gal kleiner en halfrond van vorm. De hele gal is ongeveer 6 bij 4 mm groot, eerst groen aan de bovenzijde en later verkleurd hij hier geel of bruin. De larven zijn geel. De binnengal (de 'kegel') blijkt meer een cilindrische vorm als zij uit de gal loskomt en op de grond valt. De op het blad achterblijvende gal groeit weer dicht (DvL). De binnengal overwintert op de grond en in het voorjaar opent een dekseltje voor de mug. 


Binnengal


Nieuwe bewoner?
(Foto's: R.J. Koops)


Geocrypta galii op Galium verum heb ik tot noch toe alleen in Limburg en in het buitenland gezien. Als u een vindt, kunt u er het beste direct een foto van maken. Bij het drogen verschrompeld de sponsachtige gal en later is de prachtige vervorming niet meer terug te zien. De gallen lijken aan de top van de stengel te zitten en zijn een beetje rond of ovaal. De kleur is lichtgroen/ geel en soms een beetje rood of zelfs purper. Als de muggen uitkomen ontstaat er een ‘opengevouwen’ opening. Ze zijn makkelijk te vinden op de planten, omdat de gallen veel meer opvallen dan de bloemen. 
(Foto: R.J. Koops)

Hartigiola annulipes maakt ronde, cilindrische, harige bolletjes op de bovenzijde van het blad van Fagus sylvatica. De gal is algemeen en kan meestal wel worden gevonden wanneer er beuken aanwezig zijn. De laatste keer dat ik exemplaren vond in het zuiden van de Ardennen, zaten er zoveel op elk blad dat men zou gaan denken dat de boom er hinder van gaat ondervinden. De bomen zagen er nochtans gezond uit. De foto hiernaast is gemaakt in Ness Botanic Garden Engeland.  

Iteomyia major De algemeen voorkomende Iteomyia major vindt men opSalix aurita en S. capread. Het zijn rommelige afgeronde galletjes die aan beide zijden van de bladschijf uitpuilen, vooral onder het blad. Ze zijn bleekgroen/ geel. De opening is aan de onderkant van het blad duidelijk zichtbaar. Volgens Docters van Leeuwen (1982) vergroeien meerdere gallen ook wel zodat grotere gallen met meerdere kamers ontstaan.

 

itomia_caprea_elly.jpg (186483 bytes) itomyia_caprea_2_elly.jpg (228942 bytes)
foto's: E. Jacobs


foto: B. Kabbes


Lasioptera rubi vindt u op verschillende braamsoorten. Soms lijken zij veel op bolletjes, maar het kunnen ook slechts lichte verdikkingen zijn, waardoor het niet snel opvalt. Ik heb nooit dikkere gallen dan anderhalve centimeter gezien. Ze schijnen ook in bladstelen voor te komen, maar ik heb ze alleen nog maar op takken gezien.  

Loewiola centaureae veroorzaakt tussen de nerven van het blad vanCentaurea scabiosa (?) verkleuringen met een donkerpurperen rand en een lichte verdikking aan weerzijden van het blad, met een inkeping in het midden van de gal. De gallen op de foto heb ik in Savognin, Zwitserland, gezien. In Engeland schijnt de soort ook redelijk algemeen te zijn, maar helaas is het plantje in Nederland niet zo wijdverspreid als in onze buurlanden. Ik heb de soort hier in ieder geval nog niet waargenomen. 

Macrodiplosis dryobia is een mug die de lobben van eikenblaadjes dubbelvouwt. Het stukje dat gevouwen is is een beetje verdikt en lichter gekleurd. Binnenin vind u een witte larve.

 macrodiplosis_dryobia_2.jpg (50105 bytes)

Massalongia rubra produceerd gallen op de middennerf van het blad vanBetula pendula of Ruwe berk.Opde bovezijde van het blad zijn duidelijke verdikkingen zichtbaar en aan de onderzijde is een rood-bruine verkleuring te zien op de plaats van de gal. Aan de onderzijde zit ook de uitgang van de gal. 


Mikiola fagi is een geweldig mooi galletje op Fagus sylvatica. Ik vond de gallen onder andere op een bonte cultivar op landgoed Twickel in Twente, maar ook op beuken in de Hartz in Duitsland. Ze hebben een prachtige donkerbruin/ rode kleur of een geel of groene kleur, naargelang de bladkleur van de gastheer,en lijken op eitjes met een spits uiteinde. Ze zitten op de nerven op de bovenkant van het blad. De grootte van de gal is blijkbaar onder andere afhankelijk van het feit of er een mannelijke of vrouwlijke mug in de gal zit.

 


Foto: J. Wolfs


Oligotrophus juniperinus is een mug die vaak kan worden waargenomen opJuniperus communis (Jeneverbes). Jammer genoeg komt Jeneverbes niet zo algemeen voor in Nederland, maar in omliggende landen in ieder geval wel. De bovenste twee etages bladeren, aan het uiteinde van de takken, worden de naalden, betrokken bij de galvorming. Het jasje bestaat uit vergrootte en verdikte bladeren die eerst groen en later geel verkleuren. Tussen deze bladeren zitten bladeren die iets kleiner zijn en die in een later stadium bruin verkleuren. Zij omsluiten de woonkamer van de enige aanwezige oranje larve. 
Foto: P. Koster

Rabdophaga justini is waarschijnlijk de naam van de galmug die deze gal veroorzaakt op Kraakwilg, Salix fragilis en volgens de literatuur ook op Bittere wilg, Salix purpurea (Redfern et al. 2002). Op de bovenkant van het blad wordt een onregelmatige bult gevormd en aan de onderkant is geen uitstulping maar een langwerpige opening. 


Rabdophaga rosaria komt algemeen voor op Schietwilg (Salix alba) maar ook op andere wilgensoorten. In Nederland is het een algemene mug. In de winter staat het erg vrolijk al die wilgen vol ‘roosjes’. Bij het openhalen van een gal vind u in het groeipunt een lichtrode larve. Het wordt een rozetje omdat de internodien erg dicht op elkaar zitten. De muggen komen, in tegenstelling tot andere soorten uit dit geslacht, maar één generatie per jaar voor.  rabdophaga_rosea_elly.jpg (229719 bytes)

Rabdophaga salicis of Wilgetakgalmug vond ik op een Salix aurita, maar zij is ook te vinden op S. cinerea en S. caprea. Het is een fantastische gal die lijkt op boven elkaar staande vergroeide gallen. De bolletjes bevatten meerdere galkamers. Soms worden zij wel vijf centimeter lang en een dikke centimeter dik. Ze zijn makkelijk te vinden omdat zij op de dunne takken zitten, dus bovenin.

 

  rabdophaga_salicis_2_elly.jpg (211000 bytes)

Rondaniola bursaria maakt grappige galletjes op Glechoma hederacea. In de zomer zie je de paarse harige kegeltjes op de bladeren staan. Aan het einde van de zomer blijven enkel perfect ronde gaatjes over. De kegeltjes zijn enkele mm hoog en er staan er steeds een klein aantal per blad. 

 
Foto: J. Wolfs


Taxomyia taxi  of Taxusgalmug op Taxus baccata is een redelijk algemene sort in Nederland. De gal wordt gevormd uit jonge knoppen aan jonge twijgen van de heester. De gal lijkt op een rozetje waarbij de naalden iets kleiner zijn dan normaal en de internodiën zijn verkort. De levenscyclus van de gal duurt twee jaar. Aan het einde van de zomer van het tweede jaar is de gal volgroeid en schiet de eigenlijke gal, in het binnenste van de buitengal, eruit. Wel of niet snoeien schijnt veel uit te maken. En aangezien Nederlanders graag alles keurig gesnoeid hebben, zou dit wel eens de oorzaak kunnen zijn dat de soort niet zo wijd verspreid voorkomt als zou kunnen. Ik zie ze tegenwoordig bijna overal. Van Ben van As heb ik een vondst uit Bekendelle in de achterhoek gekregen. Dit was ook maar op één boom in dat gebied. Op Box Hill in Zuid-Engeland vond ik mijn eerste Taxomyia taxi, maar de gal is overal in Engeland wel te vinden.