Twitter
English

Galvormende luizen


Bladluizen of Aphidoidea (Homoptera) zijn gevleugelde of soms ongevleugelde luizen (Docters van Leeuwen et al., 1982). Gevleugelde luizen hebben altijd samengestelde ogen, terwijl ongevleugelde luizen vaak een rudimentaire vorm hiervan hebben. Bladluizen gebruiken zogenaamde alarm-feromonen tegen naderend onheil. Bij druk op het lichaam of bij verontrusting komt er een gekleurde vloeistof uit het lichaam die vast wordt wanneer het in contact komt met een vast oppervlak. Vijanden die met deze vloeistof in aanraking komen onderbreken hun aanval vaak urenlang.

Voor galvormende bladluizen kunnen we vier belangrijke families inderscheiden: de Aphididae, de Eriosomatidae, de Adelgidae en de Phylloxeridae. Deze luizen veroorzaken gesloten gallen zoals,buidelgallen (Pemphigus bursarius), spiraalgallen (Pemphigus spirothecae), beursgallen, maar ookopen gallen.

De Aphididae overwinteren als ei met schaal, waaruit de fundatrices (stammoeders) ontstaan. Deze brengen vrouwtjes voort via eieren zonder schaal. De schaalloze eieren komen al uit tijdens het leggen. Daarom wordt het levendbarende voortplanting genoemd (viviparie). In de nazomer worden ook mannetjes geproduceerd, waarop sexuele voortplanting volgt. De wintereieren worden op houtige gewassen gelegd en de latere generaties worden op andere, niet aan de primaire waardplant verwante, secundaire waardplant gelegd. Dit wordt waardwisseling genoemd.

De Eriosomatidae zetten eieren met mannetjes en vrouwtje af bij de primaire waardplant waar ze heenvliegen in de herfst. De eieren staan rechtop op de secundaire planten en de eieren op de primaire waardplant niet. De larven groeien negatief (ze vervellen wel, maar worden eerder kleiner dan groter) en na de paring in de herfst legt ieder vrouwtje een ei, of de larve komt het volgende voorjaar uit direct door de gebarsten rughuid van haar moeder. Ja, een macaber verhaal!

De Adelgidae kennen geen viviparie. Zij overwinteren op naaldbomen en uit de eieren komt in het voorjaar een fundatrix. De vele eieren die worden gelegd door de fundatrix komen uit en gaan aan de basis van uitgroeiende naalden zuigen. Hierdoor ontstaan de kleine ananaskegeltjes op Picea-soorten (fijnspar). Hier komen gevleugelde vrouwtjes uit die andere naaldbomen als secundaire waardplant gebruiken. Hieruit ontstaan weer gevleugelde vrouwtjes die terugvliegen naar de Picea. Hier ontstaan kleine mannetjes en vrouwtjes die zich sexueel voortplanten. Het vrouwtje legt een bevrucht ei, waar de overwinterende larve uitkomt. Het is dus een tweejarige cyclus.

De Nederlandse Phylloxeridae kennen geen viviparie en ook geen waardplantwisseling. De fundatrix komt uit het verwinterende ei en maakt een bladrandgal op eik. De eieren die hier uit komen leven vrij op de bladschijf en worden gevleugelde vrouwtjes.Darna volgt een gevleugelde generatie met kleine mannetjes en vrouwtjes. De vrouwtjes leggen dan weer de overwinterende eieren. Een voorbeeld is de druifluis, die wortel- en bladgallen veroorzaakt.



  
Klik op de afbeeldingen voor een vergroting

Adelges abietis is een soort die algemeen voorkomt op Zilversparren (Picea abies). De naalden verkorten en verdikken en staan dichter op elkaar, waardoor het vaak op een sparappel lijkt. In augustus of september gaan de galkamers open en komen de luizen te voorschijn. Er zitten vaak twee of drie gallen aan de basis of uiteinde van jonge loten. De jonge loten groeien vaak ook verder vanuit de gallen. 


(Foto: T.J.M. Janson)


Adelges nordmannianae, is een soort die af en toe wordt waargenomen op Picea orientalis. De gal is veel compacter dan die van de hierbovengenoemde Adelges-soorten. Voor Engeland wordt de gal beschreven als zijnde zeldzaam, maar in Nederland valt dit volgens mij wel mee. Ik heb de soort in ieder geval wel gezien in de Hortus Haren (Gr.) en Theo Janson en Leo Goudwaard (in pinetum Schovenhorst te Putten) hebben de hiernaast afgebeelde foto's gemaakt. De gal ontstaat aan korte zijtakken en bestaat ook uit basaal sterk verdikte naalden. De zijtak gaat geheel in de galvorming op en de toppen van de naalden zijn niet of nauwelijks ontwikkeld. De gallen zijn 6 tot 8 mm groot. Abies-soorten zijn tussengastheren van deze soort bladluis, maar ze maken hier geen gallen (DvL). 


(Foto: T.J.M. Janson)


(Foto: L. Goudzwaard)


Adelges virides (sacchiphantes) is een, in Nederland, niet heel veel voorkomende luis op Picea abies welke gallen veroorzaakt aan het einde van de takken. Boven de gal blijft nog een stukje tak over dat wel in leven blijft en door blijft groeien. De naalden zwellen op aan de basis en vergroeien met elkaar. Achter elke naald is een holte waarin de luizen leven. De opening sluit en opent zich verschillende keren. De gal is kaal en lijkt op een ananas en wordt ongeveer een centimeter groot. Om de randen van de openingen is een rode verkleuring. Deze dia heb ik gemaakt in Grachen, Zwitserland. adelges_virides.jpg (18419 bytes) adelges_viridis.jpg (39977 bytes)

Aphis rumicis - De bladeren zijn onregelmatig benedenwaarts opgerold en gekroesd door inzinkingen tussen de nerven. Het is een algemene soort op Rumex obtusifoliusen komt ook voor op andere grootbladige Rumex-soorten. De luizen zijn zwart. 

Bladluizen aphis_rumicis_kabbes.jpg (101486 bytes)
(Foto's: B. Kabbes)


Brachycaudus tragopogonis is een luis die naar beneden gedraaide frommeling maakt van Sleedoornblaadjes (Prunus spinosa) op jonge loten. 

Cryptomyzus ribis is een luis welke op Ribes rubrum en R. americanumonregelmatige rode en gele blazen veroorzaakt. De blazen zitten op de bovenkant en vloeien in elkaar over. Redelijk algemeen. Deze foto is gemaakt in Fryslan en ik heb zelf een exemplaar gezien in Stedum, Groningen.  


(Foto: B. Kabbes)


Eriosoma lanuginosa op Ulmus minor induceert een indrukwekkende gal welke vaak de hele bladeren meenemen in de galvorming. Er ontstaan zakvormige groeisels welke dicht bezet zijn met korte haren. In het begin is de gal groen en vaak ook roodachtig. Bij rijpheid scheurt de galwand, waardoor de luizen eruit kunnen. In de gal is behalve de luizen ook honingdauw te vinden, op de wanden. Na dat de luizen zijn vertrokken, wordt de gal bruin en blijft tot het volgende jaar aan de takken zitten.  


Pictures: R.J. Koops


Eriosoma ulmi is een van de bladrollende luizen op Iep - Ulmus. Aan een zijde van het blad is het ingerolt en verdikt, waardoor een deel of het hele blad vergald is. De bladrol verkleurd lichtgroen tot wit en bevat luizen met wax. De luizen zijn eerst groen en later bruin. Algemeen.


Gilletteella (Adelges) cooleyi of Douglaswolluis veroorzaakt op verschillendePicea-soorten langwerpige gallen. Op de veel aangeplante Picea sitchensis, de Sitkaspar is het een algemene soort.

 


Pemphigus bursarius - Op Italiaanse populieren of Zwarte populieren komen vele luizen voor en de meeste zijn best spectaculair. Pemphigus bursarius zorgt dat de boom, meestal op de bladstengel, een flinke verdikking creeert. Door de opening die ontstaat wanneer de luizen uitkomen, lijkt het geheel inderdaad wel op een beurs. Zo'n ouderwetse lederen buidel met een koortje door de opening.  


Pemphigus populinigrae maakt gallen op de hoofdnerf van Populus nigra. Op de bovenzijde van het blad ligt een langgerekte verdikking, tot een kleine cm hoog en enkele cm lang. De gal is lichtgroen tot rood. Op de onderzijde zit de opening waar in juni - augustus de luizen uit komen. De gevleugelde luizen zijn donkergroen en de nymfen zijn grijs. 

Pemphigus spyrothecae - De bladsteel van Populus nigra is verbreed en gedraaid tot een spiraal.  De randen van de windingen raken elkaar en zitten stevig tegen elkaar aan. Hierdoor wordt de galkamer afgesloten. De gal kan  tot 30 mm lang worden en 12 mm breed. Soms zijn de gallen roodachtig gekleurd. De soort wordt beschreven als zijnde algemeen. De gal bevat vleugelloze luizen in juli en in augustus zijn er een aantal luizen met vleugels. 


Tetraneura ulmi creeert prachtige uitstulpingen aan de bovenzijde van het blad van Iep (Ulmus) niet te dicht bij de hoofdnerf. Wanneer de gallen volgroeid zijn staat er een soort van knots op een steeltje en is onder aan een van de zijden van de knots opengebarsten om de luizen vrij te laten. De gallen worden 7 tot 15 mm hoog en het blad verdikt en verkleurd rond de voet van de steel van de gal. De luizen zijn grijs en zwart van boven en grijs-groen van onderen en nogal glimmend. Plaatselijk is de soort algemeen. Als de gallen nog jong zijn lijken het wel groene erwten! 


Foto: A. van Vugt


Foto: Marja Garrelds


Foto's: R.J. Koops